Doel

Schaken is een spel dat wordt gespeeld tussen twee tegenstanders aan weerszijden van een bord met 64 velden van afwisselende kleuren. Elke speler heeft 16 stukken: 1 koning, 1 dame, 2 torens, 2 lopers, 2 paarden en 8 pionnen. Het doel van het spel is om de andere koning schaakmat te zetten. Schaakmat ontstaat als de koning ergens staat waar hij kan worden gepakt (hij staat schaak) en ook niet kan voorkomen dat hij gepakt wordt.

Aan het begin van het spel wordt het schaakbord zo neergelegd dat elke speler een wit vakje rechtsonderaan heeft. De schaakstukken worden dan volgens een vast patroon opgezet. De tweede rij is gevuld met pionnen. De torens gaan op de hoeken, dan de paarden ernaast, gevolgd door de lopers, en tenslotte de koningin of dame, die altijd op haar eigen kleur wordt gezet (witte dame op wit, zwarte dame op zwart), en de koning op het andere veld. De speler met de witte stukken zet altijd als eerste. Daarom laten spelers over het algemeen door het lot bepalen wie als wit speelt, bijvoorbeeld door het opgooien van een munt, of één speler moet de kleur van de verborgen pion in de hand van de andere speler raden. Wit doet dan een zet, gevolgd door zwart, dan weer wit, dan zwart enzovoorts tot aan het einde van het spel.

Stukken

Hoe de stukken bewegen. Elk van de 6 soorten stukken beweegt anders. Stukken kunnen niet door andere stukken heen bewegen (hoewel het paard over andere stukken kan springen), en kunnen nooit op een veld komen waar al een van hun eigen stukken staat. Ze kunnen echter wel de plaats van een stuk van de tegenstander innemen, dat vervolgens wordt genomen, of geslagen. Stukken worden in het algemeen verplaatst naar posities waar ze andere stukken kunnen slaan (door naar het veld te bewegen waar een stuk staat en diens plek in te nemen), hun eigen stukken kunnen verdedigen wanneer die zijn geslagen, of belangrijke velden in het spel kunnen beheersen.

  • De Koning: De koning is het belangrijkste stuk, maar is een van de zwakste. De koning kan maar één stap in elke richting doen - omhoog, omlaag, opzij of schuin. De koning mag zich nooit in schaak (waar hij geslagen kan worden) begeven.
  • De Dame: De dame is het sterkste stuk. Ze kan langs elke rechte lijn bewegen- vooruit, achteruit, zijwaarts of diagonaal - voor zover mogelijk, zolang ze niet door een van haar eigen stukken gaat. En, net als met alle stukken, als de koningin een stuk van de tegenstander slaat is haar zet voorbij.
  • De Toren: De toren kan zo ver als hij wil verplaatsen, maar alleen vooruit, achteruit, en zijwaarts. De torens zijn bijzonder krachtige stukken als ze samenwerken en elkaar beschermen!
  • De Loper: De loper kan zo ver bewegen als hij wil, maar alleen schuin. Elke loper begint op een kleur (licht of donker) en blijft altijd op die kleur. Lopoers werken goed samen, omdat ze elkaars zwakheden aanvullen.
  • Het Paard: Paarden bewegen op een heel andere manier dan de andere stukken - twee stappen in een richting, en dan nog een stap in een hoek van 90 graden, net als de vorm van een “L”. Paarden zijn ook de enige stukken die over andere stukken kunnen bewegen.
  • De Pion: Pionnen zijn bijzonder, omdat ze op verschillende manieren bewegen en slaan: ze bewegen vooruit, maar slaan schuin. Pionnen mogen maar één vakje per keer vooruit lopen, met uitzondering van hun eerste zet, wanneer ze ook twee vakjes vooruit mogen. Pionnen kunnen alleen één vakje schuin naar voren slaan. Zij kunnen nooit achterwaarts zetten of slaan. Als er een ander stuk direct voor een pion staat, kan hij dat stuk niet slaan of er langs gaan.

Fases

Een schaakspel bestaat uit drie fases: de opening, het middenspel en het eindspel. Alle drie de fases hebben hun eigen strategieën.

  • Opening: De opening van het schaakspel heeft geen duidelijk eind. Tijdens de opening worden de stukken in een stelling gebracht. De veel gespeelde openingen hebben een naam. Zo is er het damegambiet (1.d4 d5 2.c4) van waaruit verder kan worden voortgezet met aangenomen (2. ..., dxc4) of geweigerd damegambiet (een andere zet dan 2. ..., dxc4).
  • Middenspel: Het middenspel komt na de opening. Men veronderstelt dat het middenspel begonnen is wanneer de eerste aanval op de stelling van de tegenstander is gedaan. Tijdens het middenspel kan er al mat gezet worden voordat het eindspel is begonnen. Het middenspel eindigt vaak wanneer het bord al voor een groot gedeelte leeg is en er nog geen mat is gezet.
  • Eindspel: Het eindspel is het uitspelen van de partij, de laatste fase. Vaak wordt er tijdens het eindspel gebruikgemaakt van pionnenloop (pion probeert aan de overkant te komen) en het trachten de vijandelijke koning in de hoek te drijven.